Aarlanderveen, dat in 1918 zijn zelfstandigheid verloor en met Alphen en Oudshoorn de gemeente Alphen aan den Rijn vormde, was te onderscheiden in twee dorpsdelen. Het eigenlijke Dorp lag in het polderland en het andere deel strekte zich uit langs de Oude Rijn van de Aarbrug bij Oudshoorn tot aan de Ziende bij Zwammerdam, de Lage Zijde genaamd. De Lage Zijde werd beschouwd als het economische en bestuurlijke centrum, hier stond ook het Raadhuis. Oorspronkelijk leefden de bewoners van de verbouw van graan en hennep. Toen deze teelt te weinig meer opbracht vond men in de afgraving van veen een bron van (neven)inkomsten. Het veen werd zo diep afgegraven en uitgebaggerd dat het grootste deel van de landerijen veranderde in een watervlakte. Alleen op hoger gelegen land kon nog gewoond worden. In de achttiende eeuw is begonnen met de bedijking en droogmaking van het gebied. De Molenviergang werd in fasen voltooid en pompt tot op de dag van vandaag het overtollige water naar de Oude Rijn. De boeren gingen zich toeleggen op veeteelt en landbouw en delen nu in de algehele malaise die leidt tot het verdwijnen van veel boerenbedrijven.